De afgelopen tijd ben ik druk geweest met het afronden van wat onderzoeken. Er liggen nu twee manuscripten op het bureau van mijn professor en dus heb ik mooi weer even wat adempauze… onder andere om te beginnen met nadenken over de vraag: wat wil ik ‘later worden, als ik groot ben’?
Vier jaar lang onderzoek doen lijkt een lange tijd, maar als je eenmaal bezig bent, gaat het hard. Ik heb er nu nagenoeg drie jaar opzitten en dus heb ik nog maar een jaartje te gaan. Ik zie op dit moment drie opties: (1) doorgaan met onderzoek, (2) een organisatorische baan of (3) het onderwijs in.
Onderzoek doen vind ik leuk. Gelukkig maar… anders was dat promotieonderzoek een hel geweest! Toch denk ik niet dat ik door wil gaan in het academische wereldje. Er zijn weinig plekken en veel gegadigden. Ik kijk op tegen het ‘elleboogwerk’ dat nodig is om succesvol te worden. Als ik al onderzoek zou blijven doen, gaat mijn voorkeur uit naar werken bij een onderzoeksinstituut of de R&D-afdeling van een bedrijf. Een organisatorische baan dan? Mwah…
Veel liever denk ik na over optie drie: het onderwijs in!
De meeste scholieren zijn er helemaal klaar mee als ze van de middelbare school komen, maar mij lijkt het heel leuk om terug te keren. Sterker nog, dat heb ik al twee keer gedaan. Het is natuurlijk mooi om een idee te hebben van wat je later wilt worden, maar als je het eenmaal bent, kan het keihard tegenvallen. Vandaar dat ik graag wat wilde oefenen om te kijken hoe het is om echt voor de klas te staan.
Gelukkig is een vriend van mij docent in Gorinchem en hij kon mij vertellen wat hij allemaal doet, hoe hij dat vindt en hoe het op zijn school werkt. Zo kreeg ik al een redelijk idee van het docentschap. Ik heb zelfs een dagje met hem meegelopen. Afgelopen november stond ik in de schoenen van de docent scheikunde en wiskunde en mochten de leerlingen mij netjes aanspreken met “meneer Geitenbeek” (dan voel je je meteen oud zeg!).
De echte docent heeft de lessen voorbereid en de klassikale besprekingen gedaan. Tijdens het maken van de opdrachten hebben we samen door de klas gelopen om de leerlingen te helpen met de opgave. Aan het einde van de dag kwamen 5 en 6 VWO nog langs en kreeg ik 50% van de lestijd voor mezelf. En dan sta je daar, voor een klas met allemaal leerlingen. Dat is wel even iets anders dan al die wetenschappers die alles weten van mijn vakgebied. Een heel ander publiek vraagt om een heel ander soort les. Het was nog een behoorlijke uitdaging om aan de leerlingen uit te leggen wat ik nou precies uitspook tijdens mijn onderzoek. Maar gelukkig kon ik, met hier en daar een klein grapje, de aandacht van de leerlingen 25 minuten vasthouden. Er waren zelfs nog een paar slimme vragen achteraf, wat betekent dat een paar het nog begrepen hebben ook!
En toen had ik de smaak te pakken! Ik wilde nog wel zo’n les doen. Gelukkig was er bij MCEC net een verzoek vanuit een middelbare school binnengekomen of er een wetenschapper kon komen vertellen over zijn onderzoek. Zo geschiedde het dat ik in de vroege ochtend op weg naar Woerden was om van 8.30 – 9.20 uur aan VWO-brugklassers uit te leggen wat ik doe en waarom. Ik had dit keer gelukkig een heel lesuur de tijd en dat zorgde ervoor dat ik ook wat gemakkelijker zelf vragen kon stellen aan de leerlingen. Waar het praatje in Gorinchem nog echt een presentatie was, had ik nu het idee dat het al wat meer een les begon te worden. Met nog een paar mooie lichtgevende stofjes als demonstratie, had ik ook hier weer het idee dat na 50 minuten de kinderen wat geleerd hadden – en het nog enigszins boeiend vonden ook.

Wat de toekomst precies inhoudt weet ik nog niet, maar de mooie ervaringen van de afgelopen weken hebben mij zéker niet afgeschrikt om leraar te worden. Blijkbaar heb ik er ook aanleg voor, want van de docenten kreeg ik na afloop te horen dat ik het goed had gedaan, en: “Mocht je na je promotie niet weten wat te doen… Word gerust docent scheikunde.” Wie weet!